Volgens drie van de vier evangelisten stierf Christus aan het eind van een drie uur durende periode van duisternis midden op de dag, de periode tussen 12:00 uur en 15:00 uur, of, zoals de bijbel het noemt, tussen het zesde en het negende uur. De evangelist Mattheus schrijft: ‘En van de zesde ure aan kwam er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe’. Twee andere evangelisten, Marcus en Lucas, gebruiken vergelijkbare woorden. Johannes, de vierde evangelist vermeldt geen duisternis. In de bijbelteksten is geen sprake van zonsverduistering, maar van een onverklaarbare zware schemering, van een wonder dus. Op de miniatuur van de Gebroeders Van Lymborch zijn de zon en de maan vaag zichtbaar aan de hemel. Rond het negende uur, onmiddellijk na Christus’ laatste ademtocht, scheurde het voorhangsel (zware gordijn) van de tempel van Jeruzalem van onder tot boven en werd de duisternis opgeheven. Dat moet een geruchtmakende gebeurtenis zijn geweest, maar wordt buiten de evangelies nergens in contemporaine bronnen vermeld (datzelfde geldt ook voor de ‘duisternis over de hele wereld’). Bijbelgeleerden in de middeleeuwen zagen de wonderlijke donkerte als een manifestatie van de macht van Jezus in het aanzicht van de dood, of als een teken van Gods onvrede met het Joodse volk. De duisternis was niet het enige wonderlijke fenomeen tijdens ‘het negende uur’. De Gebroeders, bijbelvast als altijd, brachten alle gebeurtenissen in beeld: Jezus heeft net zijn laatste woorden uitgesproken: ’Eli, Eli, lamma sabacthani‘, ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’ We zien – zij het met enige moeite – Jezus’ moeder Maria, de apostel Johannes, de honderdman die uitriep: ’Waarlijk, Hij was de zoon van God!’ In de marges van de afbeelding tellen we drie medaillons. In de bovenste zien we een astronoom, zoekend naar een verklaring voor de duisternis. Toen de Gebroeders deze afbeelding maakten had Noord-Frankrijk net een zonsverduistering achter de rug (1406) die door sterrenkundigen in Parijs correct was voorspeld. In de middelste medaillon scheurt het voorhang van de Tempel en in de onderste ‘beeft de aarde en schudden de rotsen’ met als gevolg dat weer tot leven gekomen doden uit hun graven kruipen. De gebroeders hadden deze apocalyptische gebeurtenissen al eerder geschilderd in ‘De Dood van Christus’: Nonen’ (Belles Heures, f.145v), net zoals hier gebruikmakend van grisailletechnieken om de angstaanjagende gebeurtenissen effectief neer te zetten.
Tekst: Clemens Verhoeven