De processie der flagellanten
Door: Peter van der Heijden
De huidige Covid-19-pandemie doet ons opeens ten volle beseffen hoe kwetsbaar we zijn. De herinnering aan eerdere pandemieën dringt zich op. Vooral de rampzalige uitbraak van de pest in Europa tussen 1347 en 1352 wordt ons als verre spiegel voorgehouden. Veelal met de bezwering dat onze moderne samenleving veel meer veerkracht heeft en met adequate kennis, in plaats van bijgeloof, de ziekte te lijf gaat. De toekomst zal het uitwijzen.
In de 14e eeuw werd de pest -die ook toen uit het Verre Oosten kwam- met een handvol schepen de haven van Messina op Sicilië ingevaren. Toen de galleien de haven naderden merkte men iets vreemds op. In plaats van de laatste honderden meters met roeiers te volbrengen, voer men met een slap zeil. Na het aanmeren liepen de eerste kaaisjouwers het voorste schip op. Direct rook men onraad. Het bleek de geur van de dood. Overal op het schip lagen met zweren bedekte stervenden. De havenmeester beval direct de schepen terug de zee op te sturen. Het was al te laat. Via Italië en Frankrijk trok de pest langzaam maar onstuitbaar naar de Lage Landen. De epidemie zou in een paar jaar tijd een derde van de Europese bevolking het leven kostten. Hele streken ontvolkten, landbouwgrond werd weer bos. Wereldwijd vielen 75 tot 100 miljoen slachtoffers. Hiermee verdiende deze pandemie de twijfelachtige eer de meest dodelijke ooit te zijn.
Zo’n 50 jaar na de grote epidemie waarde de zwarte dood nog steeds door Europa. In golven stak de pest zijn smerige kop op en sloeg onverwacht toe. De eerste keer dat twee Gebroeders Van Lymborch ermee te maken kregen was in 1399. Herman en Johan waren nauwelijks 15 jaar oud en al zo’n jaar in de leer bij een goudsmid in Parijs. Toen de pest uitbrak achtte de goudsmid het voor de jongens niet meer veilig in de grote stad. Halsoverkop werden ze terug naar huis gestuurd. Een gevaarlijke reis naar Nijmegen, die hen in Brussel een half jaar gevangenis kostte. Ze werden verdacht van spionage voor Gelre, dat al jaren in vijandschap verkeerde met Brabant. Het waren gevaarlijke tijden. Dankzij de bemiddeling van de hertog van Bourgondië kwamen ze vrij en niet veel later waren ze voor deze Filips de Stoute aan het werk.
In de jaren erna zouden de broers een bliksemcarrière maken aan het Franse hof. Ze werden toen al geroemd als de beste schilders van hun tijd. In hun schilderingen zien we vaak een geïdealiseerde wereld. Het is de wereld van de royalty, vol glitter en goud. Maar ook is er een hardere realiteit. We zien zwoegende boeren, Bijbelse taferelen vol geweld en een enkele keer zien we de pest opdoemen. De zeer dodelijke ziekte hoorde duidelijk tot de angstvisioenen van hun tijd. Want al waren er tal van kruidendrankjes en halfslachtige remedies op de markt, een geneesmiddel bestond niet. Men had geen idee van de pestbacil. Het ongrijpbare van de ziekte maakte de weg vrij voor de idee dat het een straf van God was. Met name de zondige praktijken van de geestelijkheid zouden God niet bepaald mild hebben gestemd. Een volksbeweging van bange en goedgelovige fanatici won snel aanhang. Overal doken groepen geselbroeders of flagellanten op. Ze meenden Gods toorn met hun boeteprocessies te verzachten. Luid zingend trokken ze van stad naar stad waarbij ze zichzelf met zwepen kastijdden. Omstanders werden gedwongen mee te doen. Zo werd de besmettelijke ziekte nog een handje geholpen.
Dit macabere gedrag inspireerde de gebroeders Van Lymborch tot een van de meest fascinerende afbeeldingen in de Belles Heures, de processie der flagellanten.
Een groep halfnaakte mannen met lange haren en breedgerande zwarte bolhoeden vullen het beeld. Hun contrasterende witte gewaden bedekken hun benen en hangen uitdagend net boven hun geslacht. De mannen lijken zo weggelopen uit Stanley Kubricks angstaanjagende film A Clockwork Orange. Enkele mannen zijn echter volledig in witte gewaden gehuld en dragen witte beulskappen. Gezichten zijn niet te zien. De mannen geselen zichzelf tot bloedens toe. Twee van hen kruipen diep door het stof. De voorste draagt een kruis met daaromheen een doornenkroon gedrapeerd, twee zwepen hangen aan de dwarsbalk. Het lijdensverhaal van Christus. Achter het kruis wordt een draak met een lange staart omhooggehouden. Symbool van het kwaad dat overwonnen wordt door de kruisdood.
In 1416 overlijden de drie broers Van Lymborch, hoogstwaarschijnlijk aan de pest. Alleen in de Nijmeegse schepenprotocollen staat hun dood vermeld. Ze zijn dan nauwelijks 35 jaar oud. In korte tijd hebben ze een rijk oeuvre nagelaten van ruim 800 afbeeldingen, die ons een zeldzame blik gunnen in een tijd die ver weg lijkt, maar af en toe akelig dichtbij komt.
Voor het einde van de plaag vertrouwen we nu meer op de wetenschap en een verstandige overheid dan op de wispelturigheid van een wrekende god. Maar in wezen zijn we als mens nog steeds even machteloos tegenover de grillen van het lot.